Prenatale astrologie
Prenatale astrologie door Willi Sucher
- Met het bestuderen van Richard Wagner hebben we geprobeerd door te dringen in de spirituele achtergrond van de ascendant bij de geboorte.
- Waar stond de maan aan het begin van de prenatale gebeurtenissen?
- Kort voor de geboorte ondergaat de mensenziel de laatste fases van de afdaling in de aardse wereld. Daarin belichaamd het zichzelf drieledig.
- Dit is het belangrijkste feit van de doorgang door de maansfeer, direct voor de actuele binnenkomst in de aardse sfeer.
- In de eerste plaats is er de pure zielegeest, het ik dat zichzelf al aangekleed heeft met een lichaam met zielenkrachten, genaamd het astraallichaam.
- Op een bepaald moment zoekt de ziel contact met het fysieke erfelijkheidspakketje, door de ouders geleverde kiem, die het beste bij hem past.
- Op het moment van de conceptie vormt de mensenziel (die op dit moment slechts gedeeltelijk verbonden is met het embryo) voor zichzelf een etherisch lichaam van de omringende kosmische etherwereld.
- Gedurende die tijd verblijven wij in de maansfeer.
- De ziel moet wachten op het moment dat de maan op een specifieke plaats in de Zodiac staat, als antwoord op de innerlijke vereisten van de ziel zelf.
- Pas dan kan het beginnen aan zijn weg in de aardse sfeer, aan zichzelf het etherische lichaam met zijn behoeften verzamelend.
- Dit moment valt samen met het begin van de prenatale constellatie.
- Vanaf dat moment ontvouwt zich de gehele voortgang van prenatale gebeurtenissen in de wereld van de sterren, gedomineerd door de 10 siderische maansomlopen.
- Het is een kosmisch archetype (na)beeld van het etherische lichaam dat nu bezit begint te nemen van het fysieke embryo, dit omvormt en tot drager maakt van een levensbiografie die zich nog moet ontvouwen in de tijd.
Artikel van Willi Sucher: December 1937, THE GATEWAY OF THE MOON-1
De geestkiem
“…Dus terwijl we hier op aarde een organisatie hebben die zich openbaart in onze organen en hun interacties in de huid, openbaart ons innerlijke wezen zich aan ons als een sterachtig innerlijk wezen – alleen onbewust tijdens de slaap, vol leven, maar volledig bewust tussen dood en een nieuwe geboorte. We voelen ons zo in relatie tot de sterrenwereld dat we tegen de wezens van de sterren zeggen dat ze ons innerlijke wezen zijn, net zoals we hier tegen de longen en het hart zeggen dat ze bij ons fysieke innerlijke wezen horen. We hebben een kosmisch leven van in slaap vallen tot wakker worden. We hebben een kosmisch bewustzijn van de dood tot een nieuwe geboorte. De buitenwereld hier op aarde, vooral als we uitkijken in de uitgestrektheid van de ruimte, wordt ons innerlijke wezen. En wat presenteert zich aan ons in de geestelijke wereld als de buitenkant? Onze buitenkant wordt wat onze binnenkant nu is. De mens zelf wordt onze uiterlijke verschijning, maar de mens op een heel bijzondere manier, de mens zo dat wat dan uiterlijk is, als een soort geestelijke kiem wordt opgebouwd waaruit ons toekomstige fysieke aardse lichaam zal ontstaan. Tevoorschijn komen. In verbinding met de wezens van de hogere hiërarchieën werken we deze geestkiem uit. Het is aanwezig op een bepaald punt in de levensloop tussen dood en wedergeboorte. Hij is daar als een geestelijk wezen, maar als een geestelijk wezen draagt hij de krachten in zich die dan het fysieke lichaam van de mens organiseren, net zoals bijvoorbeeld de plantenkiem de krachten in zich draagt die de latere plant organiseren. We hoeven ons alleen het zaad van de plant als klein en de plant als groot voor te stellen; de geestkiem van het menselijke fysieke organisme is om zo te zeggen een universum van onmetelijke omvang, hoewel spreken van ‘groot’ in de ware zin van het woord niet langer helemaal correct is voor deze toestanden.
Maar ik heb er ook op gewezen dat deze geestenkiem bij wijze van spreken na een bepaalde tijd van ons zal verdwijnen. Vanaf een bepaalde tijd hebben we het gevoel dat we de geestkiem van ons fysieke organisme hebben uitgewerkt in verbinding met andere wezens in het universum, met wezens van de hogere hiërarchieën; we hebben het tot een bepaald punt gebracht. Dan valt hij van ons weg en zakt weg in de fysieke aardekrachten waarmee hij verwant is en die van vader en moeder komen. Het sluit aan bij het menselijke aspect van de erfelijke stroom. Hij daalt eerder naar de aarde dan wij als geestelijk-ziel-mensen, zodat we nog een beetje tijd in de geestelijke wereld doorbrengen, ook al is deze kort, wanneer de krachtverbinding van ons fysieke organisme al naar de aarde is afgedaald en als zoals in de menselijke kiem in de baarmoeder van de moeder leeft. Gedurende deze tijd trekken we de krachten en substanties van de wereldether zelf uit de wereldether en vormen ons etherlichaam met ons astrale lichaam en het ego. En als zulke wezens in het ik en in het astrale lichaam en etherlichaam komen we zelf naar de aarde en verbinden ons met wat er geworden is van de eerder naar beneden gezonden geestkiem.
Wie dit proces onder de loep neemt, zal bijzonder duidelijk zijn hoe de mens feitelijk staat in zijn relatie tot het universum. En dat wordt duidelijk wanneer men vooral kijkt naar drie uitingen van de mens, waarop hier en elders in de antroposofische context al de aandacht is gevestigd, als men kijkt naar die drie uitingen van de menselijke natuur waardoor de mens werkelijk wordt het wezen dat hij op aarde is. Lopen, spreken en denken.”
Rudolf Steiner Ga 219,1
…en net zoals we de maan passeren, die ons eigenlijk in het aardse zijn binnen leidt, zo komen wij ook aan de andere planeten voorbij. Het maakt daarbij uit op welke manier wij bijvoorbeeld Saturnus passeren. We kunnen bijvoorbeeld Saturnus passeren wanneer de kracht van Saturnus samenwerkt met de krachten van het dierenriembeeld de Leeuw. Wanneer wij het gebied van Saturnus passeren en Saturnus in zijn kracht versterkt wordt door het dierenriembeeld de Leeuw, wint onze ziel, natuurlijk door ons karma geconditioneerd, de kracht om wat ons uit het leven overkomt, verstandig onder ogen te zien en ons niet uit het lood laat slaan. Staat Saturnus meer onder de macht van de Steenbok, dan worden we zwakke mensen die bezwijken onder de gewone levensomstandigheden…
We dragen dit alles in ons terwijl we ons vanuit de kosmos voorbereiden op het aardse bestaan. Natuurlijk kan dit overwonnen worden door de juiste opvoeding, maar niet door te zeggen, volgens de materialisten: dit is allemaal onzin, daar hoef je geen rekening mee te houden, maar het kan overwonnen worden door juist deze krachten te ontwikkelen, echt ontwikkelen. En in de toekomst zal de mensheid niet alleen leren kijken – en daar mag geen bezwaar tegen zijn – of een kind goede melk en goed eten krijgt, maar ook om te zien of er bepaalde Saturnuskrachten of Jupiter-krachten actief zijn onder deze of gene invloed….
Laten we er vanuit gaan dat een persoon, door zijn karma, Saturnuskrachten in zich draagt, onder de meest ongunstige invloed, bijvoorbeeld onder invloed van de Steenbok of Waterman. Hierdoor wordt hij blootgesteld aan alle moeilijkheden van het leven. Dan moeten we in deze mens zorgvuldig naar andere krachten zoeken om hem sterker te maken. We moeten ons bijvoorbeeld afvragen: Hoe is hij door de Jupiter-, Mars- of andere sfeer gegaan? En men kan dan altijd het ene door het andere corrigeren en verzwakken.
Rudolf Steiner GA 218, 5 november 1922
Leave a Reply