Tandenwisseling en opvoeding 2

Tandenwisseling en eerbied

20 jaar geleden las ik de voordrachtenreeks ‘Menskunde, innerlijk vernieuwd’ van Rudolf Steiner. Hij gaf deze voordrachtenreeks één jaar nadat hij de Waldorfschule (Vrije School) had opgericht in 1919. Op de tweede avond van deze voordrachtenreeks zei hij dat je niet kon opvoeden wanneer je niet enigszins de ontwikkeling van de gehele mens kon aanvoelen. Hij bedoelt daar mee de ontwikkeling van de 4 ledige mens; ik, astraal, etherisch en fysiek. Dat is een lastige want wij kunnen alleen het laatste, het fysieke lichaam met onze zintuigen waarnemen. Gelukkig hielp hij ons door te verwijzen naar een verschijning hiervan die wel waarneembaar is, namelijk de tandenwisseling. Deze tandenwisseling is het resultaat van een tegenstrijdige ontwikkelingen. Het is de strijd tussen het fysiek- etherisch organisme en het ik en astraallichaam.

Daarna beschreef hij een nogal moeilijk te volgen krachtenspel dat achter deze tegenstrijdige ontwikkeling werkzaam was. Dit kwam meteen als een raadsel op mij over.  Waarschijnlijk had je het wel begrepen wanneer je  er bij was geweest en de intonatie en de gebaren van dat moment had meegemaakt. Maar dit raadsel pakte mij en ik heb het 20 jaar lang niet losgelaten. Sterker nog. Het is de rode draad van mijn studie geworden. Hierdoor ben ik als  leerkracht  op de vrije school de  tandenontwikkeling van mijn leerlingen gaan volgen en bijhouden. Mijn tweede leerlingvolgsysteem. Daarnaast ging ik  studeren op alles wat maar enigszins met dit achterliggende krachtenspel te maken had. Dit heeft geresulteerd in het geven van cursussen in planetenbewegingen en lessen over de planetentypes. Wat hebben planetenbewegingen nu met de wisseling van de tanden te maken?

Vliegend tapijt

Het verschijnen van de eigen tanden is een directe uitdrukking van de karmische stroom van het individu. Het is geen toevallig, plaatselijk gebeuren wat los staat van ruimte en tijd. Ook is het geen algemene, natuurlijke, volks of erfelijke aangelegenheid. De melktanden nog wel. Het melkgebit komt nog voort uit een soort van algemene natuurlijke werkzaamheid. Dit is ook bij alle baby’s over de wereld gelijk.

Sommige baby’s hebben opvallend vroeg één of twee snijtanden in de onderkaak staan. Dit komt nog uit een erfelijkheidsimpuls. Er drukt zich echter nog geen individuele invloed in uit vanuit het ik en astraal gezien. De blijvende tanden zijn echter wel een uitdrukking van een krachtenconstellatie die meegenomen is uit de wereld vóór de conceptie. Wanneer je dit kunt zien, kun je zo een sterk gevoel van eerbied krijgen,  dat dit als een hoogpolig tapijt onder jou en je kind zich uitspreid en je van je aardse zwaarte verlost. Het lijkt of ieder woord of gebaar dan magisch en als in runen werkzaam wordt. Het beeld van het tapijt dat je optilt naar hogere sferen.

Alles is nu mogelijk en iedere aardse handeling lijkt nu kosmisch vervlochten. Geen lesvoorbereiding kan hier tegenop. Alles schrijft zich direct in wanneer je dit gevoel van eerbied  werkelijk aanwezig kunt laten zijn onder alles wat je doet of zegt. In dezelfde voordracht zoals hierboven beschreven heeft Rudolf Steiner het over het Panacee van de leerkracht. Het elixer dat zijn ziel kan vergeestelijken. Het bestaat uit de drie gevoelens: Eerbied, enthousiasme en omhulling. Hoe kunnen we nu dit eerste gevoel van eerbied ontwikkelen aan de tandenwisseling.

Knarsende Karmatanden

Als in één grote uitademing zal ieder mens na de dood volledig oplossen in de kosmos. Mee stromend op de oplossende golven zal de mens zich bewegen naar de wereld van planeten en sterren. Dit één worden met de kosmos doet iedereen op zijn eigen tempo. Iedereen gaat  op zijn eigen manier door de sferen van deze planeten heen. Dit heeft te maken met de daden en gedachten van het geleefde leven. Bij iedere sfeer horen bepaalde kwaliteiten die je in dit leven wel of niet hebt ontwikkeld. Dit bepaalt dan de mate dat je kort of langzaam in deze verschillende sferen verwijlt. Heb je veel Jupiterkwaliteit ontwikkelt  dan heb je hier meer in te schrijven en blijf je langer in deze sfeer. De eerste sfeer is die van de maan. Hierin laat je je daden, gedachten maar ook wat je nagelaten hebt om te doen, achter. Ze blijven wel met jou verbonden. Je individuele kern zal zich verder oplossen en bij iedere planetensfeer iets van zichzelf achterlaten wat verbonden is met deze sfeer. Na de planetensferen kom je in de wereld van de vaste sterren. Je hebt nu je 7 planetenmantels afgelegd en gaat als een zuivere kern verder voorbij de dierenriem met je grote uitademing. Dan komt er een moment en plek waar je wakker wordt. Je ervaart dan dat je anders bent, alsof je er niet meer bijhoort, je niet meer zuiver met het koor meezingt. Je bent niet meer één met het heelal  (heel en al).Doordat je wakker wordt, wordt je  je bewust van die plek in de kosmos. Je ervaart hier het kosmische mensenwezen.  Een intens verlangen maakt dat je je weer wilt verdichten en de grote  inademing begint. Dit moment van vervreemding  is je middernachtelijk uur en deze plek tussen de  sterren is je nieuwe constellatie welk je ik vormt.

Ik

Je ik neemt dan, kosmisch gezien, een ordening van sterren, een krachtenconstellatie mee. Het is als een esthetisch geordende groep bomen die je als een punt kunt zien wanneer je er maar ver genoeg van verwijderd bent. Deze plek, dit perspectief, is voor iedereen anders. Je grote inademing wordt hier niet alleen begonnen maar de wijze waarop wordt erdoor bepaald. Dit is je eerste krachtenpakketje, ik. Zo daalt dit ik, steeds meer verdichtend af en komt wederom bij de planetensferen aan.

 De veelkleurige mantel

Nu wordt er rondom je ik een kleurrijke mantel gewoven in de sferen van de opeenvolgende planeten. Het verschil in de kleur van je zielenkleed wordt bepaald door de mate dat je in de verschillende planetensferen verwijld. Dit verwijlen is weer afhankelijk van de mate dat je op de heenweg geleefd hebt met de kwaliteit van een planeet. Hoe meer je ingeschreven hebt op de heenweg, hoe meer er te lezen valt! In dit geval weven dus. Dit is de wet van karma.

Dit beeld wordt prachtig weergegeven in de Kalevala. In dit oud-Finse epos zie je de held Väinämöinen die de hand van de beeldschone dochter van Louhi, de heerseres van het Noorden, krijgt aangeboden wanneer hij erin slaagt de geheimzinnige talisman Sampo na te maken. Hij weigert, maar belooft terug te komen uit Pohjola naar zijn vaderland in het zuiden om de smid Ilmarinen opdracht te geven om de Sampo na te maken en vervolgens de bruid te claimen. Maar hoewel hij door Louhi is gewaarschuwd om zijn hoofd niet op te richten, ontmoet hij haar dochter boven zich terwijl ze op een regenboog aan het spinnenwiel draden voor een jurk spint. Op het boek ‘De zilveren meren’ waarin dit epos op een zeer beleefbare manier voor kinderen verteld wordt, staat een fraaie tekening van dit beeld.

Väinämöinen kan de sampo niet namaken. Hij kan de kosmos niet navormen en schiet in de antipathie en weigert. Dit is na de grote uitademing de antipathiebeweging waardoor hij weer als één grote inademing  teruggaat naar het zuiden, de aarde. Daar gaat hij zijn wil, de smid aanspreken om de sampo na te maken. Het oprichten van het hoofd is het beeld voor het kijken boven de aardse zaken uit en daar ziet hij hoe Louhi’s dochter, een beeld voor de ziel, op de 7 planetensferen een veelkleurige mantel zit te weven. Belangrijk daarbij  is dat weven een beweging is die tot stilstand komt in een kleed. Zo zijn ook de planetensferen astrale bewegingen die zich invlechten in ons zielenkleed en de organen en onze fysiek organisme vorm geven. Niet voor niks worden mantels vaak met sterren en planeten bedekt. Deze veelkleurige mantel zien we ook bij Jozef in het Oude Testament en bij de drie Nornen in de Edda.

Jozef en zijn veelkleurige mantel (oude testament)

Nadat je sterren-ik is omhuld met deze veelkleurige mantel kom je in de sfeer van de maan en wordt het verder omhult met een etherisch-fysiek pakketje. Hier worden de keuzes van man, vrouw, blond, donker, huidskleur, blauwe ogen, bruine ogen etc. bepaald. De verbinding met de aarde en de erfelijkheidsstroom is nu gesmeed door de smid en het individu wordt geboren.

Kinderkoppen

Dit krachtencomplex dat zich verbind met de aarde werkt eerst vormend op het hoofd. Het hoofd is het meest zuivere imaginatieve beeld van je meegenomen kosmische krachtenpakketje. Het beeld van het hoofd met zijn schedel is dat het van buiten fysiek is, dan naar binnen toe etherisch, dan astraal en helemaal binnenin zit het ik.  Bij je ik en astraal  zit dan je sterren-pakketje en planetenmantel. In één groot verdichtend antipathiegebaar is deze eigenheid zo uit de kosmos  gezet. Maar alles zit erin. Dit kosmisch pakketje vervlecht zich dan langzaam met de fysieke krachten en stoffen waardoor de rest van het organisme uit dit hoofd voortvloeit. Bij de ledematen zie je dit andersom. Deze zijn van binnen bot dan etherisch, dan astraal en er omheen hangt het ik.  Dit alles ontstaat in de schoot van de moeder, drijvend in het vruchtwater en daardoor nog verlost van aardse krachten. Hierdoor blijven de kosmische invloeden nog vrij werkend. Dit alles stroomt voort uit levende, kosmische krachten. Want laten we niet vergeten dat de kosmos een levend, stromend van geest vervuld organisme is. Bij de geboorte stort dit alles in de laatste aardse verstarring.  De Edda geeft in haar scheppingsverhaal het beeld van grote ijsblokken die in het Ginnungagap storten vanuit de 12 wereldstromen.  Op dit moment wordt datgene wat stromend was vanuit de 12 kwaliteiten (dierenriem) als bevroren. Bij de geboorte zet zich de kosmische wereld dan ook af als een ets in ons hoofd. Dit is dan een afdruk van ons pakketje dat we meenemen in dit leven. Daarna werkt dit vanuit het hoofd, de eerste zeven jaren  vormend op de rest van het lichaam. Het vormt de zenuwen, spieren, botten, omloopsystemen etc. Het geeft het vorm, geen inhoud, maar vorm. De vulling komt vanuit de onderstroom. Het totale etherisch-fysieke lichaam wordt door deze vormende krachten vanuit het hoofd gedirigeerd. Deze karmakrachten schieten tot in de tenen en vingers van de mens. Het bepaalt onze constitutie. Natuurlijk hebben ook de krachten van de omgeving een invloed. Echter hoofdzakelijk werken de eerste 7 jaren, deze krachten vanuit het hoofd, vormend op het kind zijn fysieke organisme.

Dan komt het punt dat het organisme met zijn organen naar dit beeld gevormd is. Hierna hoeft het alleen nog maar te groeien. Deze groeikrachten zijn algemene krachten die vanuit de stofwisseling werken. De specifieke vormkrachten die vanuit het hoofd in het lichaam werkten, blijven dit nog steeds doen maar worden nu teruggekaatst door de uitgevormde organen. Vanaf nu worden deze plastische krachten gespiegeld en kaatsen terug, omhoog in de ziel. Tot nu toe werkten ze fysiek, vormend in het fysieke lichaam en nu worden het zielekwaliteiten om in te zetten bij het leren. Deze krachten komen nu vrij om bewuster de voorstellingen in het geheugen te vormen. Daarom wordt bij de schoolrijpheid gekeken naar de tandenwisseling. Deze verwijst naar het vrijkomen van deze krachten om bewuster voorstellingen te vormen in de ziel. Hierdoor ontstaat het meer bewuste geheugen. Maar wat heeft de tandenwisseling hier nu mee te maken?

Nabootsen

In deze eerste zeven jaren waarin deze krachten heersend zijn, is het kind een nabootsend wezen. Dit zien we in alles. Het wil alle vormen en bewegingen in zijn omgeving navormen en nabewegen. Wie kent niet allemaal het beeld van je kind dat ook wil poetsen wanneer jij aan het poetsen bent. Dit gaat via de poorten van de zintuigen die grotendeels in het hoofd hun ingang hebben. Deze vormen en bewegingen schuiven hier naar binnen en gaan via ons astrale lichaam ons etherische en fysieke lichaam in naar de organen. Zij werken daardoor samen met de eerder genoemde Karmakrachten die het individu meenam uit de kosmos. Tot het zevende jaar zijn de karmische krachten de heersende bouwmeesters en deze van buiten komende helpers spelen een ondergeschikte rol. Wanneer na het zevende jaar de organen gevormd zijn en de Karmische krachten terugkaatsen ontmoeten deze de van buiten komende vormen die binnenschuiven. Wanneer het kind de karmische, plastische, vormende, verhardende krachten niet zou hebben, zou het niet alleen veel weker blijven maar zouden ook alleen de vormende krachten vanuit de omgeving werkzaam zijn. Het kind zou alleen de vormen van zijn ouders op zijn organen vormend laten werken en zou zo omgevormd worden tot een duplicaat van zijn ouders! Het zou zijn ouders navormen in zijn etherisch- en tenslotte ook fysieke lichaam.

Spreken is na-apen

Het volledige nabootsen van de ouders zien we in de ontwikkeling van het spreken. Het spreken is minder fysiek en veel meer een zielekwaliteit waaraan we kunnen beleven hoe het kind zijn ouders kopieert door hun na te bootsen. Overal ter wereld zien we dit kopiëren van de ouders in de spraak terug.  We kennen allemaal de baby die de eerste klanken van zijn ouders navormt. Hoe vaak zeg je wel niet: “Papa, papa, papa”, tegen je kind, totdat hij het herhaalt! Taal is pure nabootsing. Het kind leert de taal omdat in de fase van 0 tot 7 jaar de buitenwereld direct tot in de stofwisseling en de wil binnenschuift en deze zonder pardon wordt overgenomen. Dit is de pentatonische stemming waarin de 5 (ieder kwart) van het melkgebit een afspiegeling is. Het is daarom ook zeer belangrijk om in deze fase het goede voorbeeld te geven aan het kind. Het kind kopieert niet alleen onze zichtbare gebaren maar beweegt mee met ons hele wezen. Het leren spreken van de taal laat zien hoe het kind zich volledig met zijn omgeving vereenzelvigd. Dit mag echter niet met de rest van zijn organisme gebeuren. Het individu mag geen duplicaat van onze ouders worden! Dan zou de missie niet geslaagd zijn. Dat zou een karmisch falen zijn. Daarom zet het individu zijn verdichtende, antipathische, karmische krachten hier tegenover.

Onze Vader

Zoals het in het gebed klinkt: “Onze Vader die in de hemel zijt, Uw naam worde geheiligd, Uw rijk kome op aarde zoals in de hemel”.  Zo zal het rijk van de plastische krachten uit de hemel van onze Vader ook op aarde komen en vormend inwerken, eerst in het hoofd en daarna op het organisme tot het 7de jaar. Dit is een tegenwicht tegen de van buiten naar binnen gekopieerde vormen. Deze tegenstroom, deze dam van verdichtingskrachten die de strijd aangaat met de naar binnen schuivende vormen, culmineert zich in het vormen en doorstoten van het hardste wat zich maar fysiek kan uitdrukken, namelijk, de blijvende tanden! Hiermee wil het kind zeggen: “IK ben er ook nog! Ik wil niet alleen een afdruk zijn!” Iedere verschijning van een blijvende tand is dus een uitdrukking van een lange weg die het ik op de vleugels van het astraal heeft afgelegd en de strijd die deze met de vormen van de ouders heeft overwonnen. Hoera! Lang zal hij leven, in de gloria!  Daarom zijn de pauzes tussen de tandenwisselingen geen pauzes maar een innerlijke strijd tussen het geestelijk individu en zijn etherisch fysieke omgeving om zich staande te houden en een dam te werpen tegen deze nagebootste invloeden. Dit gebeurt echter onzichtbaar, onderhuids. Laat ons juichen van vreugde om de overwinning van het individu wanneer een kind je zijn nieuwe, eigen, blijvende tand laat zien! Welk een strijd is daar gestreden! Welk een weg is daar gegaan!

Kasteel

Tanden zijn naar buiten gestoten verharde koppen die net als het hoofd aan de buitenkant van bot zijn en naar binnen toe een zenuwstelsel hebben. Zoals ons hoofd met zijn kosmisch krachtenpakketje door zijn volledige verdichting zich uit de kosmos heeft gezet, zo zijn de tanden een uit het lichaam gezette micro-organisch vormkrachtenpakketje. Wanneer de individuele geestelijke krachten het lichaam hebben gevormd en daarna de vormen van buiten hebben geweerd, hebben ze zich verdicht tot kleine ‘kinderkoppen’, onze blijvende tanden. In oude straten in de stad kun je ze nog zien liggen. Ze lijken inderdaad akelig veel op kinderkoppen maar ook op kiezen!  In deze tanden zitten onze  vormende, vlijmscherpe,  plastische kwaliteiten die nu, wanneer de tanden uitgevormd zijn, voor het denken ingezet kunnen worden. Tanden zijn ons beeld van onze denkkwaliteiten.

Nu deze plastische krachten hun torens en kastelen hebben gebouwd als dam tegenover de buitenwereld kunnen ze van daaruit werkzaam zijn om onze eigen voorstellingen te vormen.  Deze scherpe tandentorens zijn de individuele uitdrukking van vormende bouwkrachten die eerst in het fysieke werkzaam waren en nu in de ziel ingezet worden om voorstellingen scherper te vormen en het geheugen actiever te gebruiken. Iedere keer wanneer een kind mij een tekening van een kasteel met torens laat zien, zie ik niet alleen een kasteel maar ook een nieuw blijvend gebit dat zich tegenover de wereld zet, waar koningen in wonen die over de wereld denken. Mij vervult dit met een groot gevoel van eerbied wanneer ik besef welke strijd en weg het kind is gegaan om zich zo met de aarde en zijn omgeving uiteen te zetten. Iemand wil er zijn. Iemand wil zich uiteen zetten met de wereld om zich verder te ontwikkelen vanuit het verlangen één te worden met de kosmische mens.

Peter Evers

Geschreven tijdens de Jupiter oppositie in Leeuw, februari 2015

You Might Also Like

Leave a Reply