Tandenwisseling en opvoeding 1

In de antroposofie willen we in de opvoeding werken vanuit het geestelijke. We willen het geestelijke niet alleen maar meenemen zoals je een lifter zou meenemen op je reis naar Parijs. We willen het geestelijke ons handelen in de dagelijkse praktijk laten bepalen zoals de Tom Tom mijn route naar Parijs bepaalt.

Hiervoor heb je een innerlijk zintuigorgaan nodig dat niet alleen het fysieke, maar de gehele, vierledige mens (fysiek-etherisch-astraal-ik) kan waarnemen. Dit vraagt een scholingsweg. Wanneer je open staat voor de antroposofische menskunde en deze geesteswetenschap verbindt met je eigen waarnemingen, kun je inzichten verkrijgen die je helpen het geestelijke (de ‘hogere mens’) van het zich ontwikkelende kind enigszins aan te voelen en er naar te handelen.

De tandenontwikkeling is letterlijk en figuurlijk een ‘uitstekend’ gebied om de antroposofische menskunde en de eigen waarneming dagelijks met elkaar te verbinden. De tandenwisseling is namelijk een fysieke uitdrukking van het krachtenspel tussen de ‘hogere mens’ (astraallichaam en ik die meer onze geestelijke delen zijn) en de ‘lagere mens’ (fysiek en etherlichaam). Hoe beter je dit krachtenspel gaat  waarnemen, hoe beter je de opvoeding  kunt aanpassen aan het gehele kind. Dus ook het geestelijke. Wanneer je dan van daaruit handelt, kun je beter de  hindernissen en eenzijdigheden  helpen weg te nemen of te overwinnen. In ieder geval voelt je kind zich meer gezien in zijn strijd om zijn fysiek-etherisch organisme (‘lagere mens’) eigen te maken en zich ‘in te lijven’ (incarneren).

Cavia, vos en koe

Wij hebben in onze ziel de drie grote kwaliteiten; denken, voelen en willen. Deze hebben hun fysieke weerslag in het zenuwzintuigsysteem, ritmische systeem van hart en longen en stofwisselings-ledematensysteem. In de tanden zien we deze drie gebieden ook terug. Om deze gebieden te herkennen, kunnen we het beste naar de wereld van de dieren kijken.

De knaagdieren, zoals de cavia met een sterk ontwikkeld zenuwzintuigsysteem, hebben de snijtanden meer dan de andere twee gebieden ontwikkeld. Je ziet zelfs bij deze dieren, die meestal prooidieren zijn en constant alert moeten zijn, dat de snijtanden alsmaar blijven doorgroeien.

Bij de dieren met een goed ontwikkeld ritmisch systeem van hart en longen, zoals de vos en panter, hebben sterk ontwikkelde hoektanden en vóórkiezen (premolaren) de overhand in het gebit. Dit zijn tanden die zorgen voor een goede grip op de prooi. Dit zie je vaak bij roofdieren. Deze dieren kunnen enorme snelheden bereiken door hun sterke long- en hartfunctie.

Ten slotte zien we sterk ontwikkelde grote kiezen (molaren) bij de stofwisselingsdieren zoals de koe. Deze dieren kijken niet op bij ieder geluid zoals de cavia en staan ook niet klaar om een prooidier als een panter te bespringen. Ze staan vooral herhalend te kauwen met hun grote maalkiezen om het aardse, groene gras te vermalen en te verteren.

Wakker, dromend, slapend

Bij deze karakteristieke dieren wordt zichtbaar welke tanden bij welk orgaansysteem horen. Wanneer we dit goed voor de geest kunnen halen, kunnen we ook bij de kinderen zien welke tanden voor welk gebied staan. Dit is van belang omdat je dan leert zien vanuit welk orgaansysteem je kind innerlijk in de ziel actief is  en hoe hij daardoor in relatie treedt met zijn omgeving en jou als opvoeder. Ook bepaalt dit de natuurlijke mate van bewustzijn, omdat bijvoorbeeld het zenuwzintuigsysteem rustiger de wereld kan spiegelen dan het levendige stofwisselingssysteem. Omdat het ‘leven’ hier overheerst, blijft het bewustzijn ondergedompeld in een slaaptoestand. Het ritmische middengebied zit hier weer tussenin en maakt het bewustzijn meer dromend. Het bewustzijn heeft een stil, niet levend, orgaansysteem nodig, dat de wereld zo goed als mogelijk kan spiegelen. Dit geeft de wakkerheid aan de wereld.

Boetserende etherkrachten

Vaak is het zo dat in meer of mindere mate een bepaald gebied overheersend is ten opzichte van de andere twee gebieden. Dit bepaalt dan mede het temperament. Het temperament is gestoeld op de mate en de wijze hoe de etherische krachten vrijkomen in de ziel om in relatie te treden met de wereld. Na de start van de  tandenwisseling (6/7 jaar) komen in één van de drie beschreven gebieden de grote mensentanden tevoorschijn. Deze tanden zijn gevormd door etherische krachten. Wanneer de tand zichtbaar wordt is zijn fysieke vorming klaar en komen deze etherkrachten vrij die nodig waren om deze tand te vormen. Met deze vrijgekomen vormkrachten kan de ‘hogere mens’ nu in de ziel de wereld persoonlijker gaan nabootsen (navormen) en er meer zielsmatig mee in relatie treden. Hiervóór werd de wereld voornamelijk direct door het fysieke nagebootst. Nu komen de boetserende etherkrachten vrij van het fysieke om hun werk voor de ziel in te zetten. Interessant is dan om te kijken in welk van de drie genoemde gebieden de tanden het eerst of het meeste wisselen. In dit gebied zijn dan zichtbaar deze vormende  krachten sterker werkzaam geweest dan in de andere twee gebieden. Het is namelijk een groot verschil of dit gebeurt in het zenuwzintuigstelsel, het stofwisselingssysteem of het ritmische systeem. Dit bepaalt in sterke mate de manier van omgaan met de omgeving en de mensen, die om het kind heen staan. De ’hogere mens’ (astraal en ik) van het kind kan alleen maar werkzaam zijn in de wereld via het etherlichaam. De eerste 7 jaren doet hij dit voornamelijk fysiek en wanneer dan de etherkrachten vrij komen, kan dezelfde werkzaamheid voortgezet worden in de ziel.

Denkpool

Wanneer er meer of eerder etherkrachten vrijkomen in de zenuwzintuigpool, zal het astraal en ik sterker werkzaam zijn vanuit deze denkpool. Deze kinderen  zetten hun vormende krachten actief in om voorstellingen vast te houden en leggen meer denkend relaties met de wereld. Kenmerkend vind ik bij deze kinderen de wakkerheid in hun voorstellende denken. Zij zien bijvoorbeeld al welke auto’s er voor de school staan en weten dan welke leerkrachten op school zijn en welke niet, voordat ze op het schoolplein zijn. Deze kinderen zullen hun geheugen wakkerder in kunnen zetten om de lesstof eigen te maken. Lezen, spelling en automatiseren bij rekenen gaat allemaal sneller en makkelijker. Omdat de vormende kwaliteit sterker in het voorstellen zit dan in de motorische vaardigheden,  is soms de frustratie bij vakken zoals tekenen opvallend. Je ziet dan dat ze afhaken omdat hun tekenvaardigheid niet aan hun te bewuste voorstelling kan voldoen. De voorstelling die ze hebben van de mensfiguur die ze willen tekenen kunnen de vingers niet navormen en hierdoor raken ze dan gefrustreerd, boos en haken af.

Wilsgebied

Vind je bij de denkpool erg wakkere kinderen, bij de stofwisselingspool zal het astraal en ik ondergedompeld blijven in een slapend bewustzijn. Deze kinderen komen helemaal niet wakker en kristallijnvormig denkend over. Ze benaderen de wereld meer vanuit het doen en zullen vooral door herhaalde ervaringen leren. Ik laat deze kinderen graag werken in de zandbak en met bijenwas. Het is wonderlijk om te zien hoe ze vanuit een vanzelfsprekendheid de mooiste  vormen, figuren en bouwwerken kunnen maken.  “Meester, kan ik een klusje doen?” vragen ze meestal. Deze kinderen willen echt werken en zorgen dat in een bouwperiode of bij tuinbouw het werk ook echt gedaan wordt. Smerig worden speelt geen rol. Daar zit geen bewustzijn in. Lekker werken is hier aan de orde. Deze kinderen hebben vaak meer herhaling  bij het leren nodig, langer concreet materiaal of visuele ondersteuning omdat ze minder makkelijk automatiseren en überhaupt leren.

Middengebied

De groep kinderen die het ritmische systeem overheersender hebben dan de twee genoemde gebieden, vallen eigenlijk niet op. Ook niet in hun tanden. De twee polaire gebieden, stofwisseling en zenuw-zintuigpool kunnen wel opvallend naar voren treden bij de tandenwisseling, maar het middengebied eigenlijk niet. Het middengebied is op zijn best wanneer de twee polaire gebieden in evenwicht zijn. Het is afhankelijk van een goed huwelijk tussen de andere twee. Typisch een beeld voor de algemene ontwikkeling van de mens. Een gezond midden is afhankelijk van een gezonde balans tussen twee polen. In het scheppingsverhaal van de Edda dat je in de vierde klas vertelt, komt dit beeld het mooiste naar voren.

Edda

Na de schepping van kosmische elementen gaan de reuzen de strijd aan met de goden. De strijd duurt maar voort en er komt geen einde aan. Dan is er een huwelijk tussen Bür en Bestla, een god en een reus. Hier komen drie kinderen uit voort: Odin, Vili en Ve. Zij mengen zich in de strijd en doden de wereldreus Ymir. Zijn bloed veroorzaakt een wereldvloed waarin alle reuzen sterven. Alleen Bergelmir en zijn vrouw weten in een holle boomstam (denk aan het scheppingsverhaal in de derde klas met de ark van Noach) naar de rand van de wereld te drijven en te overleven. De strijd komt tot rust en zij kijken rond in een leeg gebied waar ze een middenwereld, Midgaard, gaan scheppen uit Ymir de reus.

Een mythisch scheppingsverhaal dat de strijd tussen de ‘hogere’ mens en de ‘lagere’ mens in beleefbare beelden uitdrukt. Pas bij het samengaan van deze twee werelden is er een  geboorte van drie kwaliteiten. Deze geboorte staat voor het vrijkomen van de etherkrachten met 7 jaar. Nu kunnen deze krachten in de ziel werkzaam zijn en daar de wereld gaan nabootsen in drie kwaliteiten: denken, voelen en willen. De heersende kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin de etherkrachten vrijkomen in één van de drie gebieden. Dit wordt zichtbaar in de tandenwisseling. De middenwereld Midgaard  is geboren.

Wanneer er in plaats van strijd een goed huwelijk is, krijgen deze kinderen ruimte en tijd om in hun ziel de wereld te herscheppen. De wereld wordt nu meer voelend ervaren en opgeslagen. Voorheen werden de ervaringen meer direct in het fysieke nagebootst en opgeslagen.  Een vrijruimte ontstaat welke we ieder kind willen toewensen om zo gedurende de gouden kinderjaren op een vrijeschool op te groeien. Dit laatste is niet onbelangrijk want daar wordt nog dagelijks gezongen, gefloten, gereciteerd, verhalen verteld, getekend, gevormtekend, euritmisch bewogen, etc. Dit is voor kinderen een dagelijkse regenboog van ervaringen welke hun ziel vervullen en waar ze rijkere mensen van worden.

Aladin en zijn wonderlamp

Maar hoe kunnen we nu leren zien welke van de twee, polaire gebieden overheersend is of dat ze in balans zijn? En hoe kunnen we het geestelijke achter de tandenwisseling leren inzien?

Om te kunnen waarnemen of iets afwijkend is of niet, hebben we kennis nodig van de normale ontwikkeling van de tanden in tijd en ruimte. Wanneer we echter, net als bij Aladin, de geest uit de lamp willen krijgen (het geestelijke, astraal en ik, achter de  fysieke ontwikkeling willen zien) zodat ons een licht opgaat, dan moeten we als een musicus leren waarnemen. Dan komen, net als bij Aladin, al onze wensen in vervulling. Hierover de volgende keer meer.

Peter Evers, 2015

You Might Also Like

Leave a Reply