De invloed van de maan op de planten 1

Uitspraken van Rudolf Steiner:

“Wanneer we in de plant de werking van de sterren kunnen waarnemen, verlossen wij onszelf van het afhankelijk zijn van het uiterlijke.”

“ het plantaardige staat nog in hoge mate midden in het algemeen, natuurlijke leven en ook in het buitenaardse. Daarom kunnen we helemaal niet tot een begrip van het plantenleven komen zonder rekening te houden met het feit dat alles wat er op de aarde is, eigenlijk slechts een weerspiegeling is van dat wat zich in de kosmos voordoet……bij het plantaardige is dit nog op de meest eminente manier het geval.”

(GA327 landbouwcursus: 7-6, 10-6, 11-6 1924)

De maan en zijn werkzaamheid

Iedereen die de zee kent, kent de werking van eb en vloed. Ook de relatie met de zon en de maan is een algemeen begrip. Materieel wordt erkend dat het water op aarde bewogen wordt door de aantrekkingskracht van de maan en de zon… Wat echter niet op de voorgrond staat is de immateriële kant; dat het water op en in de bodem van de aarde de krachten van de maan verspreid in de aarde! Het water is de grote geleider van de krachten van de maan. Sterker nog de maan en aarde waren eens één en hetzelfde.

Om dit te begrijpen moeten we ‘eventjes’ terug in de voorgaande ontwikkelingsfases van de aarde… In het begin was alles nog één geheel. Zon, maan, aarde en alle planeten waren allemaal nog opgenomen in één grote niet-materiele etherische nevel. Deze fijne etherische wolk was veel uitgestrekter dan onze tegenwoordige aarde. Zij reikte nog verder dan de buitenste planeten van ons zonnestelsel. (GA 106, 03-09-1908) Op het moment dat de edelste, meest verheven geesten zich samen met de zon hadden afgesplitst en de aarde-maan hadden achtergelaten ontstond er een tweeheid.  De maan had zich nog niet afgezonderd en was nog steeds verbonden met de aarde. Deze laatste twee stonden als de duistere kwaliteit tegenover de stralende zonnekwaliteit. De zon straalde perifeer en de aarde-maan werking was centripetaal. De aarde en maan waren één maar de aarde moest de maan uitstoten anders zou zij zich niet verder kunnen ontwikkelen zoals bedoeld was. De aarde scheidde zich af van de maan en de meest grove substanties traden uit. Zo ontwikkelden wij ons van een éénheid naar een tweeheid; met aan de ene kant de zon in een reusachtig groot zonneaura die in al zijn glorie het hemelruim verlichtte en aan de andere kant de aarde-maan met alle verderfelijke krachten. Vervolgens kwam de driedeling: de zon bleef wat hij was en de aarde scheidde zich van de meest grove substanties en dat werd de maan. Deze moest nu van buitenaf, ritmisch op de verdere aarde-ontwikkeling gaan werken.

Snel vervallen we in het beeld, vooral bij volle maan, wanneer de werking van de maankrachten sterker zijn, dat deze alleen van buitenaf, via haar lichtstralen op plant en aarde terechtkomen en zo op haar inwerken. Dit is echter niet het gehele plaatje. Zoals hierboven beschreven waren aarde en maan eens uit hetzelfde hout gesneden. In de aarde zit nu nog steeds diezelfde werking die ook in de maan werkzaam is.  Deze achtergebleven maankwaliteit staat in intieme relatie met de posities van de maan zelf ten opzichte van de aarde. De gehele aarde is opgenomen in de maansfeer en reageert op haar variërende maanstanden. De achtergebleven maanwerkzaamheid in de aarde reageert mee met de werkelijke maanwerking van buitenaf. Dit betekent dat de werkzaamheid van de maan door de aarde golft getransporteerd door het water in en op de aarde.

Omdat het water opgenomen wordt via de wortels en door de planten stroomt komen zo de werkzame maankrachten de plant in. De werkzaamheid van deze krachten staan onder invloed van de wisselende maanstanden. Bij de verschillende maanstanden zijn ze sterker of zwakker werkend. Dit drukt zich uit in de plekken in de plant die meer door centripetale krachten gevormd worden zoals in de wortel, stengel, knop e.d. Dit zijn de meer concentrische, materielere, duistere plekken, terwijl de zonnewerkzaamheid meer op de op licht georiënteerde delen van de plant zoals het blad in verschijning treed.  Daarna worden de krachten van de maan, die dus op de stroming van het water binnenkomen, bemiddeld door de levendige activiteit van de koolstof in de verdere, concrete vorming van de plant. De koolstof is de feitelijke fysieke drager van alle vormende processen in de natuur. (zie Ga 327). 

De experimenten met de stijgbeelden door Agnes Fyfe toonden echter aan dat zilver ook een sterke relatie heeft om te vormen en dat de plant zelf ook een eigenschap bezit die in de vormgeving werkt en varieert met de veranderende posities van de maan. In GA 232 Mysteriengestaltungen: 23-12-1923, brengt Rudolf Steiner de koolstof in een directe samenhang met de maan en het zilver.

Deze korte aanwijzingen lichten een tip van de sluier waar de brug te vinden is tussen twee, uiterlijk, schijnbaar onverenigbare werelden van de maan en de vormende krachten in het plantenrijk. Dit samenwerken is een werkelijkheid die door Kapilair-dynamolyse in de stijgbeelden van de plantensappen zichtbaar kan worden.

Peter Evers

November 2019

You Might Also Like

Leave a Reply